Johannes kwam uit een vissersgezin in Bethsaïda, met zijn vader Zebedeüs, zijn moeder Maria Salome, en zijn oudere broer Jacobus. Aanvankelijk was hij een leerling van Johannes de Doper, maar toen deze over Jezus zei: ‘Zie het lam Gods’ ging hij naar Jezus toe en bleef die dag bij Hem (Joh.1,36). Op een bepaald moment kiest hij ervoor Jezus radicaal te volgen: ‘Toen Jezus eens langs het Meer van Galilea liep, … zag Hij Jacobus, de zoon van Zebedeus, en diens broer Johannes; ook zij waren in de boot bezig hun netten klaar te maken. Onmiddellijk riep Hij hen. Zij lieten hun vader Zebedeüs met de dagloners in de boot achter en volgden Hem’ (Mc. 1,16-20).

Johannes en Jacobus worden in de evangelies ook wel ‘zonen van de donder’ genoemd (Mc. 3,17). Toen Jezus en zijn leerlingen in een Samaritaans dorp niet ontvangen werden, omdat Jeruzalem hun reisdoel was, vroegen ze: ‘Heer, wilt U dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen?’ Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht’ (Lc. 9,54-55). Een andere keer vroeg hun moeder aan Jezus of haar twee zonen aan Jezus’ zijde mochten zitten in Zijn koninkrijk. Maar Jezus legde uit dat wie groot wil worden, dienaar moet zijn (Mt. 20,20-28).

Met Petrus en Jacobus maakte Johannes deel uit van het groepje van drie apostelen dat getuige was van een aantal grote momenten uit Jezus’ leven: toen Jezus het dochtertje van Jaïrus uit de dood deed opstaan (Mc. 5,35-43); bij Jezus’ gedaanteverandering op de berg (Mc. 9,2-8); en op de avond voor het lijden van Jezus in de tuin van Gethsemane, toen Jezus in doodsangst tot zijn Vader bad (Mc. 14,32-34). Onder deze drie leerlingen was Johannes de meest beminde: hij lag aan de borst van Jezus bij het laatste avondmaal (Joh. 13, 23) en Jezus, stervend aan het kruis, vertrouwde zijn Moeder aan Johannes toe (Joh. 19,26). Hij beminde Jezus zo zeer dat hij als eerste bij het lege graf aankwam en geloofde (Joh.20,4-8), en bij de verschijning aan het meer van Tiberias was hij het die Jezus herkende (Joh.21,

Johannes is de schrijver van het vierde evangelie, dat beschouwender van karakter is dan de andere drie. Herhaaldelijk wordt gesproken over ‘de door Jezus beminde leerling’ (bv. Joh. 13,23; 19,26; 20,02; 21,20-24), naar men aanneemt is dat Johannes zelf. Johannes heeft ook drie brieven geschreven, waarin de liefde van God een belangrijk thema is (zie bijv. 1 Joh.4,8.16).

Na Pinksteren verkondigde hij samen met Petrus het evangelie in Jeruzalem (Hand. 3; 4; 8,14-15). Later bracht zijn prediking hem naar Efese in Klein-Azië en de steden in de omgeving. Ook het afsluitende boek van de Bijbel, de Openbaring, is geschreven door Johannes, toen hij onder keizer Domitianus in ballingschap op het eiland Patmos verbleef (vanaf het jaar 95). Na de dood van de keizer keerde hij naar Efese terug en stierf op hoge leeftijd rond het jaar 100. Boven zijn graf te Efese werd al in de tweede eeuw een aan hem gewijde kerk gebouwd. Johannes wordt aangeduid met een adelaar, een vogel die zeer scherpe ogen heeft en zelfs in het zonlicht kan kijken, omdat Johannes heel duidelijk in Jezus God heeft gezien. Zijn liturgische feestdag is op 27 december.

Spiritualiteit

Johannes is de beminde leerling van Jezus. In zijn evangelie en brieven staat de liefde centraal. Zelf heeft hij die liefde ook moeten leren, om te worden van ‘zoon van de donder’
met drift en vurigheid tot een man vol van liefde tot God en de naasten. Hij zocht met heel zijn hart naar de waarheid en die vond hij in Jezus (Joh. 14,6) en daarvan wilde hij
getuigen (Joh.1,19). Door zijn diepe waarachtige liefde voor Jezus bleef hij trouw tot op het moeilijkste moment, want toen Jezus stervend aan het kruis hing, stond hij als enige
leerling samen met Maria onder het kruis. Door zijn oprechtheid en verkondiging wordt hij met Petrus en Jacobus als ‘steunpilaren van de kerk’ aangeduid (Gal.2,9).