Op het feest van de Kruisverheffing is de H. Mis om 19.00 uur.

Het kruis staat in het midden en wordt opgeheven door links keizer Constantijn de Grote en rechts zijn moeder Sint Helena.

Het Heilig Kruis werd – naar overgeleverde verhalen – gevonden door Sint- Helena. Omstreeks 324 maakte zij een pelgrimstocht naar Jeruzalem en liet opgravingen doen. Daarbij zou, behalve de kruisvinding, ook de grafkelder ontdekt zijn. Hierover werd voor het eerst bericht in 325 door Eusebius van Caesarea. Uit de vierde eeuw stammen ook de verslagen van bisschop Cyrillus van Jeruzalem, Ambrosius van Milaan, Socrates Scholasticus en Theodoretus van Cyrrhus. Uit het jaar 383 is er een verslag van de religieuze Egeria bewaard, die een bedevaart naar Jeruzalem maakte.

De oorsprong van het jaarlijks feest van de Kruisverheffing gaat terug tot de kerkwijding van de basiliek van het Heilig Graf in Jeruzalem op 13 september 335. Deze kerk werd gebouwd in opdracht van Helena, op de plaats waar – volgens de overlevering – het lichaam van Christus tussen kruisdood en verrijzenis te rusten was gelegd, meer bepaald op de plaats van de gevonden grafkelder, achter Golgotha. Tijdens het jaarlijkse kerkwijdingsfeest werd het kruis – waaraan volgens de traditie Jezus geleden had – aan het volk getoond.

Het kruis werd door Helena gedeeld; een deel bleef in Jeruzalem en twee andere delen schonk zij aan Constantinopel en Rome. Vooral vanaf de kruistochten ontstond een onstuitbare verspreiding van kruis-relieken en aansluitend werd het feest van de Kruisverheffing gevierd op de plaatsen waar de relieken terechtkwamen.