1e statie: Jezus wordt ter dood veroordeeld
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
Nu voerden zij Jezus met de doornenkroon op het hoofd, naar het paleis van Pilatus. Het bloed dat Zijn ogen vulde en tot in Zijn mond en baard vloeide, maakte Hem onherkenbaar. Hij ging gebogen en wankelde. Toen Jezus beneden aan de trap stond vóór Pilatus, voelde hij zelfs medelijden en walging. Hij riep: Als de duivel van de Joden zo wreed is, kan men onmogelijk in de hel bij hem wonen. De beulen leidden de Heer naar de voorkant van het terras, naast Pilatus, zodat iedereen op het forum Hem kon zien. Het was een vreselijk, hartverscheurend tafereel. De Zoon van God werd getoond in alle afzichtelijkheid.
Zijn ogen vol bloed op de massa gericht, van onder de doornenkroon. Intussen zond Claudia Procla, zijn vrouw, nogmaals een bode naar het paleis omdat ze ongerust was geworden door het aarzelen van haar man, Pilatus. Hij was besluiteloos. Zijn oordeel was onstandvastig. Hij weigerde de waarheid te erkennen van Jezus, die vóór hem stond. Het geschreeuw: Aan het kruis met Hem! Weg met Hem!klonk van alle kanten. De volksmenigte vóór het paleis stond op het punt los te barsten van geweld. Toen liet de landvoogd water brengen, en een dienaar goot het over zijn handen in een schaal zodat iedereen het zag. Hij riep uit: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze rechtvaardige.
Nauwelijks had hij dit gezegd, of de hele massa, bestaande uit mensen van alle steden en dorpen van het land, schreeuwden: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen! De uitwerking van deze zelfvervloeking was ontzettend en trof zelfs kinderen in de moederschoot. Na Zijn foltering, werd de Heer overladen met spot van trotsen en lafhartigen, en overrompeld door haat, woede en bloeddorstigheid van Zijn vijanden, terwijl velen van Zijn volgelingen Hem ondankbaar waren en Hem ontkenden. Hij onderging Zijn lijden in voortdurend gebed, met een nooit aflatende liefde voor Zijn vijanden, en steeds smekend om hun bekering. Wanneer zij verder op de dag het paaslam zullen slachten, begrijpen zij niet dat zij het Lam, dat de zonden der wereld wegneemt, ter dood brengen.
Bazuingeschal weerklonk en in de stilte die volgde, sprak Pilatus het doodvonnis uit. Wij hadden Jezus’ vonnis verdient en hadden in de plaats van onze Verlosser moeten staan. Bij de laatste woorden van Pilatus, zonk Maria, Jezus‘ Moeder, bewusteloos neer, alsof Zij ging sterven. Er viel aan de smadelijke dood van haar allerliefste Zoon niet meer te twijfelen. Terwijl Pilatus het onrechtvaardig vonnis uitsprak, zond Claudia, zijn vrouw, het pand, dat hij haar had gegeven, terug en verbrak de verbintenis met hem.
‘s Avonds vluchtte zij in het geheim uit het paleis. Het opschrift voor het Kruis werd door Pilatus geschreven: “Jezus van Nazareth, koning der Joden”. Hier namen de Hogepriesters afscheid van het ware Paaslam. Ze spoedden zich naar de tempel om het zinnebeeldige lam te slachten en lieten het echte Lam Gods door beulen naar het altaar van het Kruis voeren. Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij…
Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
2e statie: De Heer Jezus neemt het Kruis op Zijn schouders
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
Gewapende Farizeeën, onder wie de zes grimmigste vijanden van Jezus, kwamen naar het forum, om de stoet te vergezellen. De beulen leidden Jezus tot in het midden van de markt. Slaven wierpen het Kruishout met veel gedruis vóór Zijn voeten neer. De twee dunne Kruisarmen waren voorlopig aan de brede zware stam vastgebonden. Toen het Kruis daar vóór Jezus lag, viel Hij op Zijn knieën, sloeg Zijn armen om het martelhout heen en kuste het driemaal, terwijl Hij stil, een ontroerend gebed sprak. Hij dankte Zijn Hemelse Vader voor de aanvang van de Verlossing van de mensen.
Net zoals een priester het altaar kust vóór de H. Mis, zo omhelsde de Heer Zijn Kruis, het eeuwig altaar van het verzoenende, bloedige offer. Geknield tilde Hij de zware balk op Zijn rechterschouder, en omarmde de balk met Zijn rechterhand. De Heer werd onzichtbaar geholpen door engelen. Zonder deze Hemelse hulp kon Hij het Kruis niet op Zijn schouder nemen, en ook nu boog Hij nog onder de last. Bazuingeschal van Pilatus’ ruiterij weerklonk en ze spraken: Het is uit en gedaan met alle mooie woorden, zorg dat wij van Hem af geraken; voorwaarts, voorwaarts! De hele last van hetKruis, die wij, naar Zijn eeuwige woorden met Hem ter navolging moeten dragen, rustte op Zijn schouder. De voor de wereld zo schandelijke, maar in de Hemel zo zalig geroemde triomftocht van de Koning der Koningen nam een aanvang.
Onderaan de Kruisstam had men twee touwen geknoopt en twee beulsknechten hielden daarmee het Kruis zwevend. Ver genoeg van Jezus af stonden vier kornuiten, die de touwen strak hielden, welke waren vastgemaakt aan Zijn middel. De Heer herinnerde aan Isaak, toen deze het hout voor zijn eigen offer naar de bergtop droeg. Vóór de Kruisstoet ging een bazuinblazer, die aan iedere straathoek de terechtstelling moest bekend maken. Achter hem volgden jonge beulsknechten en gespuis, met werktuigen voor de Kruisiging. Verder waren enkele Farizeeën te paard en dan de knaap, die het opschrift van Pilatus droeg, en aan een stok de doornenkroon, die men Jezus had afgenomen.
Nu kwam Onze Heer en Verlosser onder de zware last van het Kruishout. Hij was naar de grond gebogen en wankelde. Sinds het laatste avondmaal had Hij niet geslapen en niet gegeten of gedronken. Hij had aanhoudend de ergste mishandelingen moeten verduren. Door bloedverlies, wondkoorts, dorst, onuitsprekelijke zielesmart en angsten uitgeput, strompelde Hij voort op zijn blote, gekwetste voeten. De vier kornuiten trokken Hem met koorden vooruit, om Hem tot spoed aan te manen, zodat de Heer geen enkele stap kon zetten. Rondom Hem klonk spot en boosheid.
Hijzelf was van martelingen verzadigd, maar tegelijk van onverwoestbare liefde vervuld. Zijn mond bad, Zijn smartelijke blik smeekte en vergaf. Kinderen, die daartoe werden aangespoord, verzamelden stenen en wierpen die vóór de voeten van Jezus, onder geschimp en spot. Jezus die kinderen zozeer had bemind, hen had gezegend en zalig geprezen. Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
3e statie: De Heer Jezus valt voor de eerste keer onder het Kruis
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
De straat waar Jezus liep, was nauwelijks een paar stappen breed. Ze liep tussen achtergevels en er lag veel vuilnis. De Heer kreeg het hier zwaar te verduren, want beulsknechten gingen dichter naast hem. Uit vensters en deuren riep allerlei volk Hem achterna en wierpen keukenafval en stinkende aal op Hem. Waar de weg breder werd en begon te stijgen, lag een diepe plaats, die dikwijls vol water en modder stond. Hier lag een grote steen om deze plaats te overschrijden. Waar Jezus met Zijn zware last bij deze plaats kwam, kon Hij niet meer verder. Beulsknechten trokken en duwden Hem zonder medelijden voort, en Jezus viel tegen de steen met zijn volle lengte op de grond. Het Kruis plofte naast Hem op de grond.
De kornuiten vloekten, rukten aan de touwen en schopten naar Jezus. Er ontstond oponthoud in de stoet en drukte rond Onze Heer. Tevergeefs stak Hij Zijn hand uit, opdat men Hem zou helpen. Ach, het zal spoedig gedaan zijn, sprak Hij en bad. De Farizeeën schreeuwden: Op! Trek Hem van de grond en vooruit met Hem, anders sterft Hij nog te vroeg! Hier en daar, aan de zijkant van de weg, stonden vrouwen te wenen, en de kinderen die ze bij zich hadden, weenden van angst. Dankzij bovennatuurlijke hulp, hief Jezus Zijn hoofd weer omhoog en de jonge beulsknechten namen de doornenkroon en drukten die op wrede wijze op Zijn slapen. Toen zij de Heer onder allerlei mishandelingen hadden doen opstaan, werd het Kruis weer op Zijn schouder gelegd.
Om de zware last te kunnen dragen, zonder door de brede kroon te worden gehinderd, moest Hij zijn gemarteld hoofd helemaal naar één kant houden. Wat Hem schrikkelijk pijn deed. Zo ging Hij wankelend de brede weg naar boven op en de pijn die Hij leed, was dubbel zo groot als voordien. Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
4e statie: Jezus ontmoet zijn lieve Moeder
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
Nadat het onrechtvaardig vonnis over haar Kind was uitgesproken, verliet Jezus’ Moeder, van smart gebroken, het forum. Met Johannes en enkele vrouwen, bezocht Zij de plaatsen van de heilige lijdensweg, die reeds door Jezus waren afgelegd, om deze op aandoenlijke wijze te vereren. Toen de stoet vertrokken was, verlangde Maria vurig haar Goddelijke Zoon weer te zien en vroeg Johannes, Haar op een plaats te brengen, waar Jezus zou voorbijtrekken. Jezus‘ Moeder was bleek en haar ogen waren rood van tranen. Ze sidderde en beefde en was in een blauwgrijze mantel gehuld. Het lawaai kwam dichterbij.
Men vernam het bazuingeschal en de roep aan de straathoeken, dat er iemand ter kruisiging werd weggevoerd. Maria vroeg Johannes klagend: Moet ik het zien, zal ik het kunnen verdragen? Hoe sneed het bazuingeschal door haar Hart! Jonge beulsknechten gingen vooraan met het gereedschap voor de Kruisiging en één van hen hield de nagels spottend onder de ogen van de H. Maagd. Zij echter keek alleen naar Jezus. Eerst kwamen de Farizeeën te paard, dan de knaap met het opschrift en dan haar Zoon, de Verlosser. De beulen trokken Jezus aan de touwen vooruit.
Zijn Gezicht was met bloed bedekt, geschonden door slagen en Zijn baard stond stijf van geronnen bloed. Met zijn rood doorlopen, diepliggende ogen staarde Hij vanonder de doornenkroon, vol ernst naar zijn jammerende Moeder. Hij struikelde en viel op Zijn handen en knieën op de grond. Zijn Moede zag, in de hevigheid van haar smart, geen soldaten en geen beulsknechten. Zij zag enkel haar ellendig mishandeld Kind. In twee stappen was Zij bij Jezus, knielde naast Hem neer en omarmde Hem: Mijn Zoon! Mijn Moeder!Er ontstond gedrang, de beulsknechten scholden. Eén van hen sprak: Vrouw, wat zoekt U hier? Had U Hem beter opgevoed, dan was Hij niet in onze handen terechtgekomen!
Verschillende soldaten waren enigszins ontroerd, maar toch dreven zij de Heilige Maagd achteruit. Geen van de beulsknechten raakte Haar aan. Johannes en de vrouwen leidden Maria naar de kant van de weg en tegen de hoeksteen van een poort zonk Zij als dood van smarten op de knieën. De handen en voeten van Jezus’ Moeder prentten zich in die steen af. Onder het volk, dat meestal spottend en jouwend de stoet vergezelde, waren ook enkele gesluierde, wenende vrouwen. Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
5e statie: Simon van Cyrene helpt Jezus het Kruis dragen
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
De stoet volgde de brede straat en trok door de gewelfde binnenpoort van een binnenmuur van Jeruzalem. Aan de ene kant van die poort was een plein waarop drie straten uitkwamen. Jezus moest hier terug over een grote steen stappen, wankelde, zonk ineen en het Kruis viel naast Hem neer. Hij viel tegen de steen op de grond en kon zich niet meer oprichten. Er kwamen groepjes welgeklede mensen langs, die zich naar de tempel begaven en zij riepen vol medelijden: O wee, de arme mens sterft! Er ontstond opnieuw gedrang, zij konden Jezus niet van de grond heffen en de Farizeeën, die met de stoet meereden, zeiden tot de soldaten: Wij krijgen Hem niet levend ginder; jullie moeten iemand zoeken, die Hem helpt zijn kruis te dragen.
Toen kwam daar juist, uit de middelste van de drie straten, Simon van Cyrene aangestapt, een heidens man, vergezeld van zijn drie zoontjes. Hij droeg een bundel rijshout onder de arm. Hij was tuinier en kwam van zijn werk in de tuinen, die bij de oostelijke stadsmuur liggen. Ieder jaar, op de feestdagent, kwam hij met vrouw en kinderen naar Jeruzalem om er, zoals vele andere mannen van zijn vak, de hagen te snoeien. Simon was een kloeke veertiger; hij ging blootshoofds, droeg een kort spannend bovenkleed en zijn lenden waren met lappen omwonden. Zijn sandalen waren voorzien van riemen, die om zijn benen waren vastgemaakt.
Zijn sandalen hadden spitse punten. Zijn zoontjes droegen bontgestreepte rokken. Zij heetten Rufus en Alexander en werden later onder de leerlingen opgenomen. De derde was een kleine dreumes. Hij kwam later als knaap bij Stefanus. Het gedrang verhinderde Simon uit te wijken en de soldaten, die hem aan zijn kleding herkenden als een heiden en een handwerker, pakten hem beet. Hij moest de Galileeër zijn Kruis helpen dragen. Simon weerde zich en stribbelde hevig tegen, maar zij dwongen hen met geweld. Zijn zoontjes weenden en riepen; enige vrouwen, die de man kenden, namen de kinderen onder hun hoede. Simon voelde grote walging en tegenzin. De arme Jezus zag er zo vreselijk ellendig uit en gehavend.
Zijn kleren waren vol modder en vuil van de straat, maar Hij weende en keek Simon zo smekend aan. Hij moest eerst Onze Heer helpen opstaan. Toen bonden de beulsknechten een dwarsbalk meer naar achter van de kruisstam en schoven het touw met een strop over de schouder van de Cyreneër. Simon stond dicht achter Jezus, die nu een minder zware last te dragen kreeg. Nadat zij Onze Heer de doornenkroon anders op het hoofd hadden gezet, vervolgde de stoet eindelijk zijn weg. Toen Simon een korte tijd de Heer zijn Kruis had helpen dragen, was hij diep ontroerd. Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons; Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
6e statie: Veronica droogt het Gezicht van Jezus af
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
Ongeveer tweehonderd stappen ver had Simon de Heer zijn Kruis helpen dragen, toen uit een mooi woonhuis, een grote, mooie vrouw met een meisje aan de hand, op de stoet kwam toesnellen. De vrouw, die het huis verliet, was Serafia, de echtgenote van Sirach, een lid van de tempelraad. Door de daad, die zij volbracht kreeg zij de naam Veronica. (Vera Icon = ware afbeelding.) Serafia had een kostbare kruidenwijn bereid en haar vroom verlangen was, de Heer daarmee op Zijn bittere lijdensweg te verkwikken. Met het hoofd gesluierd, kwam ze de straat opgelopen; een doek hing over haar schouder en het meisje aan haar zijde, dat zowat negen jaar oud was, droeg de kruik met wijn, verborgen onder een doek.
Tevergeefs poogden zij, die vóór de stoet liepen, haar terug te drijven. Zij was van liefde en medelijden buiten zichzelf. Met het kind, dat zich aan haar kleed vasthield, drong zij door het volk, de rij soldaten en de groep beulsknechten heen, en knielde bij Jezus. Ze tilde het doek, dat aan één kant was opengevouwen, naar Hem op, terwijl zij smeekte: Laat mij toe, Heer, dat ik Uw gezicht afveeg! Jezus nam het doek met de linkerhand en drukte het tegen Zijn bebloed gezich. Dan schoof Hij het doek naar de rechterhand die van onder de dwarsbalk van het Kruis uitstak, plooide het met beide handen tezamen en gaf het dankend terug. Serafia kuste het doek, verborg het onder haar mantel tegen haar hart, en stond op.
Toen tilde het meisje schuchter de wijnkruik omhoog, maar de schimpende kornuiten en soldaten lieten niet toe, dat Serafia Jezus ook nog iets te drinken gaf. Door de snelheid en de moed van haar optreden, dat een gedrang van nieuwsgierigen teweegbracht, had zij de stoet dan toch een paar minuten opgehouden. Dat was voldoende om het zweetdoek aan te reiken. De Farizeeën en beulsknechten ontstaken in woede over deze nieuwe vertraging en nog meer over het feit, dat Jezus hier zo openlijk werd vereerd. Zij begonnen de Verlosser te slaan en Hem over en weer te rukken. Serafia vluchtte met het kind haar woning binnen. Nauwelijks was zij haar kamer binnengekomen en had het zweetdoek vóór zich op de tafel gelegd, of zij zonk in bezwijming neer. Het meisje knielde jammerend met de wijnkruik naast haar. Later vond men haar zo bij het opengespreide doek liggen, waarop het bloedig gezicht van Jezus wonderbaar duidelijk was afgedrukt. Uit haar bewusteloosheid gewekt, knielde zij voor het doek, weeklagend, maar ook vol vertroosting en riep uit: Nu wil ik alles verlaten, de Heer heeft mij een aandenken geschonken!
Het wonderbaar zweetdoek hing bij Serafia altijd aan het hoofdeinde van haar bed. Na haar dood hebben de heilige vrouwen het doek aan de Moeder Gods gegeven en door de apostelen is het in het bezit gekomen van de Heilige Kerk. Zij was verwant van de oude priester Simeon en bleef na zijn overlijden met diens zonen contact houden. Lange tijd bleven vele goede mensen door dezelfde heilsverwachting met elkaar verbonden als door een stille liefde, waarvan de anderen niets afwisten. Toen de twaalfjarige knaap Jezus te Jeruzalem was achtergebleven, bezorgde zij Hem zijn eten. Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
7e statie: Jezus valt voor de tweede keer onder het Kruis
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
De stoet ging in de richting van de stadspoort en de weg begon af te hellen. De stadspoort was lang en versterkt; eerst stapte men onder een gewelf, vervolgens over een brug en dan weer onder een gewelf. Toen de stoet de poort naderde, drongen de beulsknechten heviger tot spoed aan. Enkele stappen vóór de poort, te midden van de oneffen stukgereden weg, lag een grote plas. De kornuiten trokken Jezus voort en men liep dicht opeen. Simon van Cyrene probeerde opzij te stappen en de Kruislast verschoof. Jezus stortte vóórover in de modderige plas, zodat Simon ternauwerdood het Kruis nog kon vasthouden.
Met hoge, weliswaar gebroken, maar toch luide stem, jammerde de Heer: Wee, wee Jeruzalem! Heb Ik u daarom bemind zoals de klokhen, die haar kuikentjes verzamelt onder haar vleugels, dat U Mij zo gruwzaam uitstoot en buiten Uw poort wil werpen! De Heer was bedroefd, maar de Farizeeën kwamen op Hem af en scholden: De rustverstoorder gaat dóór met Zijn spel, Hij heeft weer wat te kletsen, en meer dergelijke uitlatingen. Zij sloegen en stompten Jezus, sleurden Hem overeind uit de plas. Toen ontstak Simon in woede over de wreedheid van de beulsknechten en riep uit: Indien U niet ophoudt met Uw schurkenstreken, gooi ik het Kruis neer, dat het dan mijn leven kost! Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
8e statie: Jezus troost de wenende vrouwen
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
Buiten de poort liep de straatweg uit op een niet al te breed zijpad, dat in enkele minuten klimmen naar de top van de Calvarieberg leidde. In het midden van de weg, waar het zijpad van de Calvarieberg begint, had men een paal gezet met een bord, waarop het doodvonnis van onze Verlosser, en ook van de twee moordenaars, geschreven stond. Niet ver van daar, aan de kromming van het zijpad, stond een hele groep wenende en jammerende vrouwen, deels jonge dochters en vrouwen met kinderen uit Jeruzalem, die de stoet vooruit waren gelopen, deels vrouwen van Bethlehem, Hebron en andere plaatsen in de omgeving, die naar het feest kwamen en zich bij vrouwen van de stad hadden aangesloten.
Jezus zonk als bewusteloos in elkaar, zodat Simon, die achter Hem liep, het Kruis liet zakken en de Heer naderde om Hem te ondersteunen. Jezus leunde tegen Simon aan. Toen de vrouwen en maagden zagen, hoe vreselijk ellendig de Heer voorkwam, begonnen ze luid te jammeren, terwijl ze Hem doeken toestaken, opdat Hij Zijn zweet ermee kon afdrogen. Jezus keerde zich tot hen en sprak: Jullie dochters van Jeruzalem – dit betekent ook: Jullie vrouwen uit omringende steden van Jeruzalem – ween niet over Mij, maar over uzelf en uw kinderen, want er zal een tijd komen, waarin men zal zeggen: “Gelukkig de onvruchtbaren, zalig diegene, wier schoot niet gebaard heeft en wier borsten niet hebben gezoogd!”
Dan zal men roepen:Jullie bergen val op ons neer, en heuvelen bedek ons, want indien men zo handelt met het groene hout, wat zal er dan met het dorre hout gebeuren?Hij sprak tot hen nog andere heerlijke woorden. Hij zei onder meer dat hun wenen zou beloond worden en dat zij van nu af andere wegen zouden gaan. Gedurende deze pauze trokken een honderdtal Romeinse soldaten voorop naar Calvarië. Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
9e statie: Jezus valt voor de derde keer onder het Kruis
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
De Farizeeën op hun paard bleven staan aan de westkant van de plaats van de terechtstelling, waar de berg een zachte helling heeft. De kant naar de stad toe, die men opklom met Jezus en de twee moordenaars, die woest en steil is. De Heer werd met zijn Kruis, het lastige, ruwe, pad opgedreven, terwijl men Hem sloeg en aan de touwen trok. Op de plaats waar dit kronkelpad afbuigt, deed Jezus een zware val onder het Kruis. De beulsknechten sloegen Hem en dreven Hem voort tot Jezus de top bereikte en op de rotsige grond neerviel. Een grote massa volk, hoofdzakelijk gemene lieden, vreemdelingen, knechten, slaven, heidenen, en vele vrouwen, allen mensen die verontreiniging niet hoefden te vrezen, verdrongen zich op de ronde plaats van de top van de Calvarieberg.
Het was ongeveer kwart vóór twaalf, toen Jezus binnen de werd wal gesleept, en onder zijn Kruis neerstortte. Simon van Cyrene werd weggejaagd. Ze trokken de Heer aan de touwen omhoog: hoe ellendig en bedroevend, hoe gebroken, bleek en met bloed bevlekt stond Jezus daar op de plaats van zijn marteling. Ze rukten Hem weer op de grond en riepen spottend: We moeten zien of de troon naar maat is, koning! Maar Jezus ging zelf gewillig op het Kruis liggen als Hij had gekund. Hij zou het vlugger gedaan hebben en de beulsknechten hadden Hem niet op de grond moeten rukken. Ze rekten zijn ledematen en maakten merktekens, waar de handen en voeten kwamen.
De Farizeeën schimpten en scholden de hele tijd. Nu trokken ze Jezus opnieuw overeind en voerden Hem geboeid een zeventigtal stappen de berg af naar een soort kelder, die daar in de rots was uitgehouwen. Ze namen de stenen deur weg en duwden Hem zo onbarmhartig in de diepte, dat Hij zijn knieën op de harde rotsige bodem zou hebben gebroken, als een wonder Hem daarvan niet had gered. Men hoorde zijn luide, heldere jammerklacht. Ze sloten de kelder en lieten er een bewaker achter. Engelen waren de Heer ter hulp gesneld, zodat Hij Zijn knieën niet brak, maar Hij jammerde en kloeg hartverscheurend. De rotssteen is onder zijn knieën week geworden. De beulsknechten legden het Kruis op de plaats waar de nageling moest geschieden. Ze verbonden de twee armen met de stam, spijkerden het voetblokje vast, boorden de gaten voor de nagels en het opschrift van Pilatus.
Ze sloegen wiggen onder de dwarsbalken, staken hier en daar de stam een weinig uit, opdat Jezus’ Lichaam meer zou staan dan hangen, opdat Onze Heer langer zou lijden en zijn handen niet zouden afscheuren. Welke vreselijke pijnen doorstond Maria, toen Zij de plaats van de Kruisiging zag en de berg beklom. Het waren al de pijnen en smarten van Jezus, die Zij in haar ziel leed en daarbij kwam nog het gevoel bij achter te blijven. Hoe pijnlijk de blik van de Moeder van Smarten naar het vreselijke Kruis dat vóór Haar lag, de hamers, de touwen, de wrede nagels, die men bijeen had geworpen! Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
10e statie: Jezus wordt van zijn kleren beroofd
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
De beulsknechten rukten Onze Heer zijn mantel af. Ze maakten ook zijn gordel los, waaraan ze hun touwen hadden vastgeknoopt en ontdeden Hem van zijn eigen gordel. Ze trokken het witte wollen bovenkleed over zijn hoofd. Vervolgens namen ze de lange smalle doek van zijn schouders, en omdat ze de bruine naadloze rok, door Zijn Moeder vervaardigd, niet over de doornenkroon konden trekken, rukten ze Hem de kroon af, zodat de wonden van Zijn hoofd zich weer openden. Dan trokken ze de rok, onder spot en gevloek, over zijn bloedende hoofd, dat vol wonden was.
Daar stond nu de Mensenzoon: sidderend, besmeurd met bloed, vol builen en striemen, droge en lopende wonden, bevlekt en geschonden. Hij had alleen het korte wollen schouderkleed en de lendendoek aan. Het schouderdoek was in zijn wonden geplakt, en was in de diepe schouderwonde doorgedrongen. Deze wonde werd door het dragen van het Kruis veroorzaakt en deed Hem geweldig veel pijn. Zonder het minste mededogen trokken ze het schouderkleed van zijn borst en Jezus stond daar bijna helemaal naakt, gezwollen wonden, striemen en kerven, een opengereten schouder tot op het been, met plukjes wol hier en daar aan de wondkorsten en in het opgedroogde bloed.
De beulsknechten rukten Hem nu het laatste stuk kleding af nl. zijn lendendoek. Helemaal naakt, bedekte de Heer zijn naaktheid met zijn armen van schaamte, en toen Hij onder hun handen dreigde neer te zinken, zetten ze Hem op een steen, die ze in der haast aanrolden. Ze boden Hem te drinken uit een kruik met gal en azijn, maar Hij wendde zwijgend zijn gezicht af. Toen de beulsknechten Jezus even daarna bij de armen pakten, waarmee Hij probeerde zijn naaktheid te bedekken,en Hem wilden oprichten, om Hem op het kruis te werpen, ontstond in de kring van vrienden grote verontwaardiging, luid gejammer en gemor over de schande die men de Heer aandeed. Jezus’ Moeder bad vurig.
Zij stond op het punt haar sluier los te maken, door te dringen tot bij haar Zoon en Hem de sluier toe te reiken, opdat Hij zich zou kunnen omhullen. Maar God verhoorde haar gebed, want er sprong een man, die dwars door het volk kwam aangelopen, met opgeschorte kleren en buiten adem over de aarden wal te midden van de beulen en gaf Jezus een doek. De Heer nam dankbaar dit doek aan en wond het om zijn middel, zodat het uiteinde tussen de benen door aan de rugzijde kon worden vastgemaakt. De door God gezonden helper van Onze Heer had in zijn onstuimigheid iets gebiedend.
Hij hief de vuist dreigend omhoog naar de beulsknechten en zei : Laat deze arme mens toe zijn naaktheid te bedekken, hoor je! Hij sprak met niemand anders en verdween even vlug als hij gekomen was. Boven de Heer waren grote figuren van wenende engelen en andere majestatische verschijningen. Zo’n engelen van medelijden en vertroosting verschenen ook boven de Heilige Maagd en de goedgezinden, die op die manier gesterkt en opgebeurd werden.
Gedurende zijn heilige doodsangst in de hof van Olijven, schouwde Jezus reeds dit tafereel: het diepst bedroefde Hem de schaamteloze ontkleding, die Hij zou moeten dulden, om te boeten voor de onkuisheid van mensen en Hij smeekte, dat Hem toch aan het Kruis een lendendoek gegund mocht worden, dat dit ergste van Hem zou worden afgewend. Niet door de beulen, maar door een goed mens werd Hij hierin geholpen. Onze Vader… Weesgegroet…Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
11e statie: Jezus wordt aan het Kruis genageld
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
De Heer Jezus werd door de beulen op het kruis uitgestrekt. Ze duwden Hem op de rug, trokken zijn rechterarm tot de hand boven het nagelgat in de rechterkruisbalk kwam liggen, en bonden zijn arm stevig vast. Een der beulsknechten ging geknield op zijn borst zitten, een ander hield Jezus‘ hand open en een derde zette de lange, zware nagel met de spits gevijlde punt in het dikke deel van Jezus‘ rechterhand en gaf met de hamer woeste slagen. Een zoet en helder, hoewel gebroken geween klonk uit de mond van Onze Heer; zijn Bloed spatte op hun armen.
De Heilige Maagd weende zacht en scheen onttrokken aan het uiterlijk gebeuren, terwijl Magdalena geheel buiten zichzelf was. Nadat ze de rechterhand van Onze Heer hadden vastgenageld, ontdekten de kruisigers dat zijn linkerhand niet tot bij het nagelgat kwam. Ze slingerden nu touwen om zijn linkerarm, schoorden zich met hun voeten tegen het Kruis en trokken zo lang tot Jezus’ linkerhand reikte, tot waar ze de nagel moesten inslaan. De Heer kreunde hartroerend, want ze rukten zijn armen uit het gelid, zijn oksels waren een wijde holte, zijn borst welfde naar boven en zijn knieën waren opgetrokken.
De kruisigers sloegen de nagel in de linkerhand, het bloed vloeide uit de wonde. Tussen de zware hamerslagen in, klonk de zachte, heldere klacht van de Verlosser. De Heilige Maagd voelde al de pijn, die Jezus onderging, ze werd lijkbleek en zachte klanken van smart kwamen over haar lippen. Aan de Kruisstam, tussen het benedeneinde en het midden, was een vooruitspringend blok bevestigd om er de voeten van Onze Verlosser op vast te nagelen, zodat Hij meer zou staan dan hangen. De beulen drukten nu Jezus’ knieën met geweld omlaag, maar zijn heilige voeten kwamen op verre na niet tot op het blok.
Toen begonnen de kruisigers te vloeken en te schelden en enkelen zeiden spottend: Hij wil zich niet rekken, maar we zullen Hem wel helpen! Ze snoerden dan koorden om Jezus’ rechterbeen en trokken met ruwheid de voet op het steunblok. Jezus‘lichaam spande zich zo geweldig dat de borst kraakte en de Heer luid jammerde: O God, O God! Het onderlichaam was geheel ingedrukt, terwijl het leek of de ribben door de borst zouden heen schieten. De pijn was verschrikkelijk. Altijd even woest en ruw trokken de beulen de linkervoet naar beneden en bevestigden hem op de rechter. Ze doorboorden eerst nog de voetwreef en dreven dan de langste nagel met grote inspanning door de wonde van de linkervoet en vervolgens door de rechtervoet, in het gat van het steunblok en verder in de Kruisstam.
Het vastnagelen van de voeten was het gruwelijkst van al. De weeklacht van Onze Verlosser klonk helder en rein; de stemmen van de spotters en haters rondom klonken dof en donker. De Heilige Maagd Maria zonk in de armen van haar gezellinnen; van de kant van de vrouwen hoorde men roepen: O, waarom verslindt de aarde de schurken niet, waarom valt het vuur van de hemel niet op hun hoofd! Jezus’ weeklachten waren klanken van pijn. maar Hij hield niet op te bidden in psalmverzen en met woorden van de profeten, die nu in vervulling gingen. Wenende engelen verschenen telkens weer boven Jezus gedurende de schrikkelijke foltering. Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig
12e statie: Jezus sterft aan het kruis
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
Lukas 23:,33-49: Toen zij op de plaats kwamen die Golgotha heet, sloegen zij Hem daar aan het kruis, en zo ook de misdadigers, de ene rechts, de andere links. En Jezus zei:Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.Ze verdeelden zijn kleren onder elkaar, door erom te dobbelen. Het volk stond toe te kijken, maar de overheidspersonen lachten Hem uit en zeiden: Anderen heeft Hij gered; laat Hij zichzelf eens redden, als Hij de Messias van God is, de uitverkorene! De soldaten brachten Hem zure wijn, en ook zij voegden Hem spottend toe: Als U de koning der Joden zijt, red dan uzelf. Boven Hem stond als opschrift in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters: Dit is de koning der Joden.
Ook een van de misdadigers die daar hingen, spotte met Hem: Bent U niet de Messias? Red dan uzelf en ons. Maar de andere strafte hem af en zei: Heb zelfs jij geen vrees voor God, terwijl je toch hetzelfde vonnis ondergaat? En wij terecht, want wij krijgen wat we door onze daden verdiend hebben; maar Hij heeft niets verkeerds gedaan. Daarop zei hij: Jezus, denk aan mij, wanneer U in Uw Koninkrijk bent gekomen. Jezus sprak tot hem: Voorwaar, Ik zeg u: Vandaag nog zul je met Mij in het paradijs zijn.
Het was nu ongeveer het zesde uur; er viel duisternis over heel de streek tot aan het negende uur, doordat de zon geen licht meer gaf. Het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. Toen riep Jezus met luide stem: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. Nadat Hij dit had gezegd, gaf Hij de geest. Bij het zien van wat er was gebeurd, loofde de honderdman God en zei: Deze mens was waarlijk een rechtvaardige. Heel het volk dat voor dat schouwspel samengestroomd was, keerde terug toen zij gezien hadden wat er was gebeurd, en sloegen zich op de borst. Al Zijn bekenden, ook de vrouwen, die Hem van Galilea gevolgd waren, stonden op een afstand toe te kijken.
A.K.: Tussen Zijn weeklachten door pijn in, hield Jezus niet op met bidden, in psalmen en met woorden van de profeten, die nu in vervulling gingen. Het heilig Kruis stond opgericht in het middelpunt van de aarde, gelijk ééns de boom des levens in het midden van het Paradijs, en uit de wonden van Jezus vloeiden vier heilige stromen neer, vier stromen die de vloek van de aarde zouden wegspoelen en haar vruchtbaar maken, als een ander Eden, voor deze Nieuwe Adam. Toen onze Redder met de Kruisboom werd opgeheven, klonk vanuit de tempel het geschal van vele trompetten en bazuinen.
Zij kondigden aan dat de slachting van het zinnebeeldige paaslam was begonnen en het geluid van hun geschal hing plechtig rond het Ware Geslachte Lam Gods. Menig hart dacht aan de woorden van Johannes de Doper: Zie het Lam Gods, dat de zonden van de wereld op zich genomen heeft!Door Jezus aan het Kruis werd Maria tot Moeder gegeven aan allen, die Hem ontvangen en geloven in zijn Naam, zoals Johannes, kinderen van God geworden zijn, niet uit de wil van de mens, maar uit God geboren zijn.
De oversten der Joden, bleven hardnekkig gedurende de zonsverduistering, ze verklaarden alles als een natuurlijk verschijnsel en bekeerden zich niet. Vele anderen bekeerden zich wel. Door de aardbeving bij de dood van Christus, steeg in de tempel de paniek ten top en werd een einde gemaakt aan het slachten van de paaslammeren. De verwanten van Jezus stonden naast het Kruis of zaten er tegenover, wenend en treurend. Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
13e statie: Jezus wordt van het Kruis afgenomen
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
Dan legden zij het H. Lichaam uitgestrekt op een doek in de armen van Jezus‘ Moeder. Zijn hoofd leunde op haar rechter knie, het lichaam lag uitgestrekt op het doek. De droefheid en liefde van de heilige Moeder waren even groot. Zij hield haar Jezus, die Zij gedurende de lange marteling geen liefde had kunnen betonen, weer in haar armen. Zij zag nu Zijn wonden en verschrikkelijke mishandelingen van dichtbij. Zij kuste Zijn bloedige wangen, terwijl Magdalena met haar gezicht op Zijn voeten lag.
Alle heilige vrouwen waren Maria behulpzaam door het aanreiken van schalen met water, sponsen, zwachtels, zalven en specerijen. Niettegenstaande haar onuitsprekelijke droefheid, was de Heilige Maagd met sterke moed bezield, hoe bedrukt Zij zich ook voelde. Toch kon Zij het H. lichaam niet in zijn ellendige toestand laten en daarom begon Zij dadelijk Zijn lichaam te reinigen en verzorgen.
Zij maakte de doornenkroon los en nam het voorzichtig, door de anderen geholpen, van Jezus’ Hoofd. De doornen die vastzaten, trok Zij uit de wonden en toonde ze aan de medelijdende omstanders. Het gezicht van de Heer was nauwelijks te herkennen. Het was zo geschonden door wonden en geronnen bloed en wat overbleef van hoofdhaar en baard plakte in strengen aaneen. Maria waste en weekte het opgedroogde bloed met natte sponsen, en zo vertoonde zich steeds duidelijker de gruwelijke mishandeling, die Jezus had ondergaan. Van wonde tot wonde groeide haar medelijden en ook de liefdevolle toewijding waarmee Zij haar werk verrichtte.
Het hoofdhaar, dat Jezus behouden had, streek zij links en rechts achter de oren glad. Toen Zijn Hoofd gereinigd was, kuste de Heilige Maagd Jezus’ wangen. Zij bedekte het Hoofd en reinigde hals en schouders, rug en borst, de armen en de bloedige handen. Nu pas zag Zij de volle gruwelijkheid van de mishandeling die door de beulen was aangericht. Zijn beenderen waren uit hun gewrichten: de rechter schouder, waarop het kruis gedragen werd, was één wonde. Het bovenlijf was vol geselstriemen, bulten en bleinen. In Zijn rechterzijde gaapte de brede wonde van de lansstoot, die zijn Hart had doorboord. Na de reiniging zalfde Maria Zijn Hoofd en wonden.
Zij kuste de handen van Onze Heer en vulde de wonden met balsem. Het gebruikte water werd niet weggegoten, maar bijgehouden in lederen zakken, waarin men ook de sponsen had leeg gewrongen. Nu drukte de H. Maagd zijn half gebroken ogen dicht, liet haar hand daarop een tijd rusten en sloot Zijn mond. Zij omarmde het H. Lichaam van haar Zoon en hield wenend haar wangen tegen de Zijne. Magdalena, raakte Jezus’ gezicht uit eerbied niet aan, zij hield haar wangen tegen Zijn voeten.
Nu kwamen de mannen, ze tilden het H. Lichaam op uit Maria’s schoot en droegen het naar de plaats van de laatste verzorging. Jezus’ Moeder werd opnieuw overgelaten aan haar smart, nadat Zij in het liefdewerk van wassen en zalven enige troost had gevonden. Ze viel hevig snikkend neer in de armen van de heilige vrouwen. Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
14e statie: Jezus wordt in het graf gelegd
Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat U door Uw H. Kruis de wereld hebt verlost.
Johannes 19:38-42: Daarna vroeg Jozef van Arimatea, die een leerling was van Jezus, maar in het geheim uit vrees voor de Joden, aan Pilatus het lichaam van Jezus te mogen wegnemen. Toen Pilatus dit had toegestaan, ging hij dus heen en nam het lichaam weg. Nikodémus, die Hem vroeger ‘s nachts bezocht had, kwam ook en bracht een mengsel van mirre, hars en aloë mee, ongeveer honderd pond. Zij namen het lichaam van Jezus en wikkelden het met geurende kruiden in lijnwaad, zoals bij een joodse begrafenis gebruikelijk is. Op de plaats waar Hij gekruisigd werd, lag een tuin en in die tuin een nieuw graf, waarin nog nooit iemand was neergelegd. Omdat het de vóóravond van het Paasfeest der Joden was en het graf dichtbij was gelegen, legden ze Jezus daarin neer.
A.K.: Ten slotte legden ze het Lichaam van Onze Heer op het zes el lange doek, dat Jozef gekocht had. Toen ze nu allen, wenend bij het gebalsemde lijk neerknielden, vertoonde zich een ontroerend wonder: zij zagen namelijk het H. Lichaam van Jezus met alle wonden, bruin – roodachtig afgebeeld op het bovendoek. Het was alsof de Heer uit dankbaarheid voor de liefderijke zorg en voor hun tranen, zijn Beeltenis wilde nalaten, door alle omhulsels heen. Wenend en klagend kusten zij deze wonderbare afbeelding. De mannen legden nu het H. Lichaam op een draagbaar en droegen het naar het graf.
Maria en de heilige vrouwen volgden, laatst kwamen Cassius en zijn soldaten. Onder het zachte weemoedige zingen van psalmen, trok de lijkstoet door het dal naar de tuin van Jozef. Vóór de grafrots tilden zij het H. Lichaam op en legden het in het Graf, nadat zij een gedeelte van het graf gevuld hadden met specerijen. Nu bewezen zij de Heer nog hun liefde met tranen en omarmingen en verlieten het gewelf. De H. Maagd ging nu alléén binnen, nam plaats aan het hoofdeinde van het graf en boog wenend neer over het lijk van haar Kind. Daarna snelde Magdalena naar binnen met bloemen uit de tuin en omhelsde jammerend de voeten van Onze Heer. De grote steen was zeer zwaar en de mannen schoven hem met staken tegen de gesloten deur.
Maria van Agreda: Van zodra het graf van Jezus gesloten was, sloten zich opnieuw de graven, die zich openden bij de dood van de Redder. Engelen kwamen de wacht optrekken bij het graf. De nederige H. Maagd dankte allen die zich voor de begrafenis hadden ingezet en haar hierdoor hadden getroost. Zij begreep dat de Allerhoogste, na de schandelijke dood van haar Zoon te hebben toegelaten, een menigte personen opwekte om Hem een eervolle begrafenis te bezorgen, mensen, die Hem erkenden als hun God en Verlosser en die openlijk verklaarden dat Hij heilig, onschuldig en rechtvaardig was.
Smartvol en Onbevlekt Hart van Maria, toevlucht van de zondaars, bid voor ons. Onze Vader… Weesgegroet… Glorie zij… Ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. God, wees ons, zondaars, genadig.
Men bidt hier een Onze Vader…. Wees gegroet… en Glorie zij… tot intentie van de Z. H. de Paus om de volle aflaat te verdienen.